Jan Pieterszoon Coen 1587 - 1629

 

 


Jan Pieterszoon Coen werd gedoopt in Hoorn op 8 januari 1587. Zijn precieze geboortedatum en feiten van zijn vroege jeugd zijn wederom weinig bekend. Zijn vader stuurde hem in 1601 op 14-jarige leeftijd voor een handelsopleiding naar Rome. Daar leerde hij bij de Vlaming Justus Pescatore (Joost de Visscher) een nieuwe manier van boekhouden, het zogenaamde dubbel boekhouden.

Op 21 december 1607 vertrekt hij in dienst van de V.O.C. aan boord van het schip “de Hoorn” naar Indië met de voor zijn leeftijd hoge rang van onderkoopman. De expeditie van 13 schepen o.l.v. Pieter Willemszoon Verhoeff ging op reis naar Banda waar ze begin april 1609 arriveerden. Het doel van de reis was om in Banda en de Molukken het alleenrecht in de handel in nootmuskaat, foelie en kruidnagels te verkrijgen.

De komst van de zwaarbewapende Hollanders deed de bevolking echter in angst vluchten. Omdat toestemming van de plaatselijke vorst voor het bouwen van een fort niet snel genoeg gegeven werd, besloot men alvast te beginnen met de bouw daarvan. Hierop nodigden de Bandanezen hen uit voor een gesprek op het strand maar kwamen zelf niet opdagen. Daarop ging Verhoeff met drie van zijn raadsmannen en zonder soldaten naar de Bandanezen. Zij liepen uiteraard in een hinderlaag en werden gedood. Onze voorvaderen reageerden met het nodige geweld; schepen werden verbrand, huizen geplunderd en duizenden bewoners gedood.

De Bandanezen tekenden hierdoor het verdrag voor het alleenrecht maar bleven nog lang opstandig. Deze ervaring zou “ijzeren” Jan echter de ogen openen over dit volk en zijn houding ten opzichte van hen bepalen. Op 28 juni 1611 keert hij met “de Hoorn” terug bij Texel om verslag te doen aan leiding van de V.O.C., “de heeren 17” over zijn visie hoe de V.O.C. in Indië het beste kon handelen. In 1612 maakte hij als opperkoopman en commandant van twee schepen een tweede reis naar Indië. Deze keer aan boord van “de Galiasse”. Bij aankomst in Bantam blijkt de bevolking echter de daar aanwezige Nederlanders vermoord te hebben en hun pakhuizen in brand te hebben gestoken. Jan Pieterszoon Coen was een uitgesproken man die altijd zijn mening en kritiek gaf op alles en iedereen, inclusief “de heeren 17”, dit maakte hem echter allerminst geliefd. Toch benoemde de V.O.C. hem in 1614 tot Directeur-generaal van Indië, de op een na hoogste rang.

Als de zittende gouverneur Laurens Reael wordt terug geroepen, krijgt Coen op 25 oktober 1617 van de V.O.C. de hoogste rang: Gouverneur-generaal. Als Gouverneur had hij twee doelstellingen; het realiseren van een centraal hoofdkwartier in Indië en het verkrijgen van het alleenrecht op de handel in specerijen die alleen daar voorkwamen. Allereerst begon hij aan de bouw van een fort omdat hij de Regent van Jakarta wantrouwde. Als de provocerende Engelsen hier recht tegenover ook een fort gaan bouwen, valt hij ze aan en brandt hij alles plat. De Engelsen komen hierop met 11 schepen terug. Coen gaat versterking halen en komt met 1000 man terug, verslaat de Engelsen en brand Jakarta plat!

De tweede doelstelling was het monopolie verkrijgen want ondanks het verdrag leverde de bevolking de specerijen ook aan de Engelsen. Zijn reactie hierop was het eiland Lontor bestormen en de bevolking een lesje te leren, vele bewoners stierven dan ook. Onze bevolking, de V.O.C. medewerkers en “de heeren 17” vonden dit gedrag veel te ver gaan. Zijn harde en onbuigzame aard laat zich ook zien in de zaak Sara Specx. Dit 13-jarige halfbloed meisje was de dochter van de latere Gouverneur-generaal van Batavia en een Japanse vrouw en zij was onder de hoede van Coen geplaatst. De 16-jarige bastaard Pieter Kortenhoef drong Coen zijn huis binnen en deed “tot twee diverse malen zijn wil” met het gewillige meisje. Coen ontdekte dit, werd woedend, en liet de jongen de volgende dag onthoofden. Omdat de minimum leeftijd voor de doodstraf toen 14 was, werd Sara alleen gegeseld “met open deuren”, dus voor iedereen te zien.

Na Java en Banda dus onderworpen te hebben, valt zijn oog nu op China. Coens harde aanpak werkt hier jammer genoeg niet, want zijn aanval met 1024 man op 22 juni 1622 tegen de Portugezen in Macau, mislukt jammerlijk. Het aan land gebrachte buskruit werd namelijk geraakt door een Portugese voltreffer dus hij moest de aftocht blazen vanwege een tekort aan buskruit. Ondertussen nam hij nog 1050 Chinezen gevangen, hiervan overleefden maar 33 de reis naar Batavia.

Op 1 februari 1623 draagt hij het Gouverneurschap over aan Pieter de Carpentier en keert terug naar Holland. Hij arriveerde in Texel in september 1623 en werd met alle eerbewijzen ontvangen en hij werd hierop bewindhebber van de V.O.C. kamer te Hoorn. 3 oktober 1624 werd hij opnieuw benoemd tot Gouverneur-generaal, vanwege ziekte en zijn aanstaande huwelijk met Eva Ment werd het vertrek naar Indië nochtans uitgesteld. De Engelsen die in hem een gehate tegenstander zagen probeerde deze reis te verhinderen. De zaak Ambon met het fort, zorgde voor een grote diplomatieke rel tussen Nederland en Engeland en uiteindelijk volgde er een verdrag dat bepaalde dat Engeland recht had op een derde van de specerijoogst. Als gevolg hiervan had Engeland een fortje met 20 man op Ambon gebouwd. Op een avond trof men een Japanner aan in het Nederlandse fort en na ondervraging bekende hij dat de Engelsen het fort had willen overvallen. Hierop laat de Gouverneur van Ambon, Van Speult, 18 van de 20 Britten doden. Engeland gaf Coen hiervan de schuld en een jarenlang durende rechtszaak volgde, Coen werd uiteraard vrijgesproken. In maart 1627 vertrekt hij dan met vrouw en kind aan boord van “de Galiasse” naar Batavia voor zijn tweede ambtstermijn. Als de Commandeur daar arriveert, vertrekken de Engelsen….

Tijdens zijn tweede termijn werd hij twee keer aangevallen door de vorst van Mataram. Beide aanvallen werden succesvol afgeslagen, maar zijn tijd op aarde was gekomen. De “onschuldige” ziekte waaraan hij leed waarschijnlijk was erger dan verwacht, en tijdens het tweede beleg sterft hij in de nacht plotseling op 42-jarige leeftijd, het is dan 21 september 1629. Hij werd de dag erna begraven in het stadshuis want door de aanvallen was de kerk afgebrand. Na het herbouwen van de kerk is de Commandeur daar alsnog begraven. Tijdens zijn leven was deze held en man van stavast al niet geliefd, maar tegenwoordig wordt hij helemaal verketterd. Naar de auteurs mening is dit onterecht. Dit alles vanwege zijn genadeloze kritiek en meedogenloosheid tegen de vijand, maar de tijden waren toen anders dan nu en we hebben onze welvaart wel te danken aan mannen als hij! Een mooi standbeeld van hem staat in het centrum van Hoorn, zijn grafsteen staat echter in het Wayang museum te Jakarta. Zijn idee was dat succes in de handel wordt afgedwongen door een krachtige militaire en politieke positie. Een beroemde uitspraak van hem geldt nog steeds; “dispereert niet, ontsiet uwe vijanden niet, daer en is ter werelt niet dat ons can hinderen”……….

 

 


Vincent de Kam.